Het aangrijpende verhaal van de Syrische doelman van AFC

In Balverliefd elke week aandacht voor de gang van zaken achter de schermen van het voetbal en opvallende gebeurtenissen aan de rand van het veld. Deze keer het aangrijpende verhaal van Tarek Kharboutly (30), de gevluchte doelman van het Syrische nationale elftal die nu uitkomt voor AFC.

Het is een bewolkte dinsdagavond in augustus als een oefenduel tussen AFC en het Haagse HBS op het punt staat om te beginnen. Op Sportpark Goed Genoeg van de oudste voetbalvereniging van Amsterdam, ingeklemd tussen de treinsporen van Station Zuid en zakendistrict de Zuidas.

‘Heren, goedenavond’, zegt een oude man met hoog opgehesen kakibroek en een blauwwit gestreept overhemd. ‘Ooh, jij bent Tarek, de Syrische keeper’, merkt hij vrolijk op. Woord voor woord, rustig – maar hard – steekt hij van wal: ‘Spreek. Je. Al. Een. Paar. Woorden. Nederlands?’

‘Een beetje’, antwoordt Tarek Kharboutly verlegen in het Nederlands.

‘Wij. Hadden. Hier. Bij AFC. Een. Hongaarse. Keeper. Een Keeper. Uit Hongarije. Hungary. Sprak geen woord. Nederlands. In het begin. Nu. Goed. Dat was die Laszlo Sandor. Moeilijke taal. Nederlands.’

Maar Kharboutly is ambitieus. ‘Misschien spreek ik over zes maanden al wel Nederlands’, reageert hij in het Engels. Voor Syriërs is het volgens hem geen probleem om het te leren. ‘Very easy’. Ze zijn gewend aan de Nederlandse g-klank – voor veel buitenlanders een struikelblok. Kharboutly imiteert als het ware een espresso-apparaat: ‘Gggg’.

Eind februari neemt het leven van Tarek Kharboutly – op de vlucht voor de Syrische dictator Bashar al-Assad – een wonderbaarlijke wending. In de asielopvang in Zaanstad heeft hij niets om handen. Hij is depressief en krijgt geen hap door zijn keel. Zijn vrouw heeft hij al bijna drieënhalf jaar niet meer gezien. Dochtertje Jena en zoontje Joud ziet hij groot worden via Skype.

Kharboutly is ten einde raad. Maar dan ziet hij op Facebook opeens het profiel van Marina van Notten voorbijkomen, een vrouw die hij in een Grieks vluchtelingenkamp heeft leren kennen. Samen met haar man en dochter reisde Van Notten eind vorig jaar voor vluchtelingenwerk af naar het Griekse eiland Leros, waar Kharboutly op dat moment verbleef. Ze hadden elkaar destijds toegevoegd als vrienden op het sociale medium.

Dat de familie Nederlands is en woonachtig in Amsterdam, weet hij niet. Op hoop van zege stuurt Kharboutly vanuit de Zaanse asielopvang ‘Hello, I am Tarek’ naar Van Notten. Ze vraagt daarop of hij eindelijk veilig is aangekomen in het Deense Kopenhagen, waar zijn vrouw, kinderen en schoonfamilie al een paar jaar een nieuw leven proberen op te bouwen.

Kharboutly antwoordt met een foto van zijn locatie. Hij blijkt slechts tien kilometer verwijderd van de Amsterdamse Prinsengracht, waar Van Notten en haar man Jan Petit al twintig jaar wonen. Van Notten aarzelt niet en haalt Kharboutly direct uit de asielopvang in Zaanstad, een voormalige gevangenis. De familie koopt nieuwe kleren en schoenen voor hem. Zijn voeten zitten onder de blaren, zijn oude schoenen zijn veel te krap. Bij de kapper krijgt hij een coupe à la Cristiano Ronaldo, zijn grote held.

Twee uur later zit Kharboutly naast Michael Kinsbergen, voormalig Ajax-directeur en vriend van de familie, in de skybox van de Johan Cruijff Arena voor de wedstrijd Ajax-Heracles Almelo. Verlegen, met rode konen, gaat hij op de foto met Edwin van der Sar. Hij ontmoet er ook Bob Duis. De teammanager van AFC nodigt hem direct uit om mee te trainen bij de amateurclub, spelend in de Tweede Divisie.

Maar dat is niet alles. De familie Petit-Van Notten besluit Kharboutly in huis te nemen. ‘Soms komt iets op je pad’, zegt Van Notten aan de telefoon. Ze is met haar man op vakantie in Rome. ‘Het voordeel is natuurlijk dat we een groot huis hebben en onze drie kinderen zijn al een tijdje het huis uit. We kunnen het ons permitteren. Er komen bij ons altijd mensen over de vloer. En ik kan niet zo goed tegen een leeg nest’, lacht Van Notten. ‘Daarbij: Tarek is een leuk mens, een gezellig huisgenootje.’

Terwijl Kharboutly begint met meetrainen bij AFC – wedstrijden keepen mag als vluchteling en zonder KNVB-lidmaatschap nog niet – wacht hij op een verblijfs-vergunning. Op 8 juni is het euforische moment daar.

‘Als je een BSN nummer krijgt, een nieuwe identiteitskaart, voelt het alsof je opnieuw geboren wordt’, zegt Van Notten, die het maandenlange naturalisatieproces van de Syrische keeper van dichtbij ondersteunde. ‘Kun je nagaan: dan ben ik er nog om hem te helpen. Het is voor vluchtelingen zo moeilijk om opnieuw te beginnen. Je bent geen meester over je eigen leven.’

En nu, begin augustus, staat Kharboutly in een strak donkerblauw AFC-trainingspak langs de lijn. Hij behoort vanavond niet tot de selectie. Hij heeft al een ruime week griep. En dat is te zien ook. Hoewel het haar strak in de gel zit, gloeien zijn wangen rood van de koorts. ‘Griep! I am very sick. Whole body!’ Sinds hij in Europa is moet hij flink wennen aan het klimaat. ‘In Syrië schijnt altijd de zon’, zegt hij omhoogkijkend naar het grauwe wolkendek.

Waarom hij dan niet thuis onder de wol kruipt? Kharboutly wil zich laten zien aan trainer Ton du Chatinier, laten zien dat hij ambitieus is, gretig. AFC heeft er al een handjevol oefenduels op zitten, maar Kharboutly moet steevast toekijken. Hij hoopt op een kans. Maar ja, dat op de man af vragen durft hij niet. Hoewel hij inmiddels weet dat zoiets in Nederland best gebruikelijk is. ‘Ik ben erg verlegen. In Syrië praat je niet over dat soort dingen met de trainer. Maar dit is mijn eerste jaar. Het is geen probleem. Ik moet wachten op mijn kans. Ik ben AFC erg dankbaar.’

Hij geeft bovendien toe dat hij nog niet helemaal op gewicht is. Daarom heeft hij zichzelf, ook tijdens de griep, op een streng dieet gezet. Hij mag van zichzelf twintig dagen lang alleen groente, koffie, water en verse jus. Geen pasta, aardappels of rijst. En hij moet al helemaal niks weten van suiker.

Na een helft, bij een stand van 3-2 voor AFC, gaat Kharboutly toch maar naar huis, hij voelt zich niet goed. Maar niet voor iedereen van AFC de kleedkamer in verdwijnt. Ook kiest hij een wat ongebruikelijke weg naar de uitgang. Hij wil niet dat mensen hem al zien vertrekken, dat zou tot scheve gezichten kunnen leiden, denkt hij. Krijgt hij een kans bij een Nederlandse voetbalclub, blijkt hij ongemotiveerd. Nee, dat beeld wil hij absoluut vermijden. Met een boog loopt hij om de kantine heen, langs het hoofdveld en komt door de bosjes bij de hoofdingang weer tevoorschijn.

Er wordt flink verbouwd rond het sportpark van AFC. Kharboutly springt behendig over een betonnen muurtje, maar zucht dan diep. ‘Slapen’, zegt hij zacht. We spreken af om een week later bij de familie Petit-Notten thuis aan de Prinsengracht, hartje Amsterdam, verder te praten. Dan zijn Jan en Marina terug van vakantie. ‘Mijn Engels is niet zo goed. Ik heb Marina nodig. Als ik ook maar twee woorden spreek, begrijpt Marina mij.’

Op weg naar de tram die hem terug zal brengen naar zijn bed neuriet hij een Arabisch lied van zijn favoriete zanger Wael Kfoury, de Libanese popster. Bij het station aangekomen, schudt hij driemaal hartelijk de hand. ‘Tot uuhm woensdag. Dankjewel, hè. See you, bye!’

TROETELKIND
Op de Prinsengracht, niet ver van het Anne Frank Huis, jengelen fietsers voortdurend met hun bel. Ze waarschuwen de hordes toeristen die langs de grachten slenteren op zoek naar een nieuwe Amsterdams trekpleister. Twee blonde studentes vertellen elkaar op weg naar de supermarkt verhalen van een lange nacht, als Kharboutly een smalle groene voordeur opent.

Op het vredige binnenhofje achter het statige grachtenpand vertelt Marina van Notten dat de Syriër overdonderd was, de eerste keer dat hij zijn nieuwe huis zag. ‘Hij wist niet wat hem overkwam. Het was misschien ook wel een eng idee om ineens bij ons te wonen. Maar hij woonde in Damascus ook in grote huizen. Hij vindt ons huis ouderwets’, lacht ze. ‘Als hij in zijn oude huis een kamer binnenkwam, gingen de lampen vanzelf aan.’

Voor de burgeroorlog in Syrië, bezit Kharboutly twee huizen, met twee auto’s voor de deur, waaronder een matgrijze rallywagen: een Mitsubishi Lancer Evolution. Zeker vier keer per week eet hij in restaurants, hij bezoekt bijna elke dag de sportschool én de kapper, want scheren doet hij nooit zelf. En als hij niet op het voetbalveld staat, werkt hij wel als model voor Nike en Bershka.

Hij doorloopt de Syrische jeugdelftallen, is vanaf 2011 doelman bij het Syrische elftal en keept voor grote clubs in Damascus – eerst Al Wahda en later Al Shorta. Ze trainen vaak twee keer per dag. In zijn laatste seizoen voor Al Shorta krijgt hij slechts drie doelpunten tegen in 28 wedstrijden en ontvangt de prijs voor beste doelman in het Syrische bekertoernooi. Maar als soennitische moslim heeft hij het zwaar. Alawieten, tevens de achtergrond van president Assad, krijgen de voorkeur in het Syrische elftal.

 ‘Tarek had een normaal leven zoals mensen hier in Nederland. Maar opeens ben je alles kwijt’, zegt Van Notten. Bij haar thuis probeert hij zijn leven weer vorm te geven. Stap voor stap. Stap voor stap. Hij heeft nu een BSN-nummer, een nieuw telefoonnummer, een bankaccount. Nu moet hij Nederlandse lessen en rijlessen volgen.

Van Notten heeft hem deze zomer een abonnement op Netflix gegeven. Kan hij mooi zijn favoriete serie Shooter kijken. ‘Ik houd van actie’, zegt Kharboutly. ‘Maar ik ga ook graag naar buiten, een beetje door de stad wandelen. Ik wil niet te veel binnen zitten.’ Dan drinkt hij een bakje koffie op een terras en ziet hij de stoet toeristen uit alle windstreken aan zich voorbij trekken.

Kharboutly vertelt dat de griep over is, hij kan eindelijk weer trainen. En nog meer goed nieuws: Du Chatinier heeft Kharboutly laten weten dat hij zaterdag mag keepen in een oefenduel tegen Elinkwijk, in Utrecht.

Van echte blijdschap is geen sprake. Hij haalt er zelfs zijn schouders over op. Dan fluistert hij: ‘My father is dead.’ De tachtigjarige Marwan Kharboutly is een dag eerder in Damascus overleden aan een hartaanval. Tareks voorbeeld, Tareks idool. Ook Marwan was doelman van het Syrische nationale elftal, in de jaren zestig. Tarek was het troetelkind, de jongste van de familie. De enige van zes zonen die voetbalde.

‘Tarek heeft er enorm verdriet van. Eten en slapen gaat moeilijk. Hij voelt zich wanhopig’, zegt Van Notten als Kharboutly even later koffie gaat zetten. ‘Hij heeft geen afscheid kunnen nemen en kan ook niet terug naar Syrië voor de begrafenis. Dan wordt hij opgepakt en krijgt hij de doodstraf. Hij is een gedeserteerde dienstplichtige.’

KNALLEN EN EXPLOSIES
Jarenlang probeert Kharboutly na het uitbreken van de Syrische burgeroorlog in 2011 de plicht om het leger van Assad te dienen te ontlopen. En als bekende Syrische doelman hoeft dat ook niet. Tijdens een van de drie gesprekken met de IND (Immigratie- en Naturalisatiedienst) tijdens de asielprocedure zegt hij over de dienstplicht: ‘Als u mij vraagt waarom ik niet mee wil doen: ik kan niemand doden, niet eens een miertje.’

Zijn vrouw, kinderen en schoonfamilie besluiten voor de zomer van 2014 uit Syrië te vluchten naar Egypte. Via Libië belanden ze uiteindelijk in Denemarken. Eén van Tareks huizen en de restaurants van zijn schoonvader worden gebombardeerd en zijn niet veilig meer. In gesprek met de IND zegt Kharboutly: ‘Ik was bang voor het leven van mijn kinderen, daarom zijn ze weggegaan. Ik zag dat mijn kinderen psychisch leden onder de oorlogssituatie. Door de vele knallen en explosies.’

Kharboutly kan zelf niet mee. Ondanks zijn privileges als profvoetballer wordt hij ook extra goed in de gaten gehouden. ‘De spelers van het nationale team hebben een reisverbod, wij mogen niet naar het buitenland reizen zonder toestemming van de voetbalbond.’ Hij weet bovendien niet hoe hij het moet aanpakken: illegaal de grens oversteken aan de hand van smokkelaars. Hij durft niet eens.

Maar een jaar later heeft Kharboutly geen keus meer. Aan het eind van de zomer van 2015 heeft hij van een vriend, die bij de paspoortdienst werkt, vernomen dat de doelman ook niet meer binnen Syrië mag reizen. Bij iedere controle- en grenzenpost is zijn naam rood gemarkeerd. Hij zal worden aangehouden en het leger in moeten.

In het Al Iwan Hotel in Damascus, waar hij met de selectie van Al Shorta verblijft, vertelt hij zijn familie via Skype over zijn plannen om uit Syrië te vertrekken. Maar iemand van de club hoort hem praten en schakelt de veiligheidsdienst van de Syrische luchtmacht in. Kharboutly probeert nog te vluchten, maar vier geheime agenten rekenen hem in.

Anderhalve maand zit hij vast op een militair vliegveld in Damascus. Hij wordt verhoord, beledigd, ze noemen hem een landverrader. ‘Ik ben er ook geslagen. Slaan en mishandelen is daar heel normaal.’

Dan wordt hij uitgeleverd aan de militaire politie. ‘Ik kreeg tien dagen verlof om mijn spullen op te halen.’ Bij zijn vader thuis, waar hij sinds het vertrek van zijn familie woont, duikt hij achter de computer en zoekt contact met een bevriende militair die naar Turkije is gevlucht. Kharboutly krijgt een telefoonnummer van een smokkelaar. Hij verkoopt zijn Playstation 4 en Mitshubitshi Evolution om aan geld te komen. ‘Ik legde mijn lot in handen van iemand die ik net kende, maar ik had geen keus.’

De smokkelaar brengt hem naar Idlib in het noordwesten van Syrië, aan de Turkse grens. Het is 15 december 2015 als hij de grens oversteekt naar de Turkse stad Antiochië, aan de Middellandse Zee. ‘Ik herinner mij dat omdat ik dat beschouw als een geluksdag.’

Maar al snel herkennen Syrische rebellen in de Turkse stad hem als doelman van het nationale elftal. Hij moet dus wel voor Assad zijn, denken ze. ‘De voetballers die nu nog voor Syrië uitkomen zijn pro-Assad of zwijgen uit angst’, legt Van Notten uit. ‘De Syrische dictator gebruikt het nationale elftal als propagandamiddel.’

Toch overtuigt hij de rebellen ervan dat hij geen aanhanger van Assad is. ‘Assad is een vreselijke dictator’, zegt hij. ‘Het Syrische volk heeft vrijheid nodig. Alle mensen die tegen hem zijn, ruimt hij uit de weg.’ Kharboutly leeft er drie maanden op straat en slaapt in andermans tuinen om zich aan het oog van de Syrische rebellen te onttrekken. Per bus vertrekt hij naar Istanbul, waar hij wacht op brieven van zijn schoonfamilie met geld voor zijn overtocht naar Griekenland.

De reis over zee is zwaar. Op weg naar het Griekse eiland Leros zit Kharboutly –in een zwemvest, zwemmen kan hij niet – op een overvolle rubberen boot. ‘Smokkelaars mikken het zo uit dat de boot net niet aankomt’, zegt Van Notten. ‘Dat scheelt benzine en door een maximale bezetting begint de boot een paar uur voor de kust te zinken. Dan bellen alle vluchtelingen de kustwacht.’ Ook de boot van Kharboutly zinkt. ‘Ik lag drie uur in het water en had de kinderen van de smokkelaar in mijn handen.’

Hij wordt gered en komt in het vluchtelingenkamp op Leros terecht. Tussen het prikkeldraad deelt hij daar met achttien vluchtelingen een grote container en een enkele badkamer. ‘Iedereen bleef in de containers’, zegt hij. ‘Er was niets te doen: Slapen, zitten, koffiedrinken, praten. Het was erg geestdodend. Wachten, wachten, wachten.’

Eind 2016 ontmoet hij er de twee Nederlandse begeleiders, Jan Petit en Marina van Notten. Petit organiseert samen met andere vrijwilligers op maandag en dinsdag voetbalactiviteiten. Kharboutly neemt als enige vluchteling het voortouw. Hij rent langs alle containers en bonst op de deuren om iedereen te wekken. ‘Go! Go! Go!’

Het voetbal is het enige dat hem nog een beetje op de been houdt. Door te sporten hebben de vluchtelingen iets om voor op te staan. ‘Door voetbal kon ik mijn energie kwijt, kon ik voor even alles vergeten.’

Maar het lange wachten in het kamp zorgt voor onderlinge conflicten tussen de aanwezige Irakezen, Syriërs en Pakistanen. ‘Elke dag werd er wel gevochten. Ook op het voetbalveld.’ Kharboutly raakt er ook een keer bij betrokken. Ze pakken hem als prof extra aan, met ellebogen en al. Hij laat zijn gebit zien, er missen drie kiezen en een voortand. ‘Dat is ook voetbal’, grijnst hij.

Na negen maanden mag hij het eiland verlaten. Zijn aanvraag voor gezinshereniging in Denemarken is eindelijk gehonoreerd, waarna hij op een grote passagiersboot naar Athene vertrekt. Weer betaalt hij een smokkelaar veel geld, ditmaal 4.500 euro. Hij krijgt een vals Bulgaars paspoort en stapt in een vliegtuig naar Amsterdam.

De smokkelaar houdt hem voor dat daarna enkel een autorit naar Kopenhagen hem nog in de weg staat op hereniging met zijn familie. Het loopt anders. Op Schiphol wordt hij opgepakt vanwege de valse papieren. In het detentiecentrum vraagt hij noodgedwongen een Nederlandse asielprocedure aan, want de andere mogelijkheden zijn geen optie: een vliegtuig naar Syrië of de gevangenis.

Als hij zich moet melden in het asielcomplex in het Groningse Ter Apel, vraagt de doelman zich af hoever het is om vanaf daar op de fiets naar Kopenhagen te rijden. Jarenlang hoopt hij zijn vrouw en kinderen ooit nog eens te zien, maar met de tijd verschuiven ook zijn dromen.

Mede door Marina van Notten stapt hij niet op de fiets. Zijn familie komt dankzij haar tijdens Pasen even naar Nederland. Op het vliegveld in Eindhoven wacht hij ze op met een grote bos rode rozen voor zijn vrouw. Zijn kinderen beseffen nauwelijks wat er gebeurt. Ze kennen hem van Skype. In Amsterdam voetbalt hij met ze, bezoekt museum Madame Tussauds en dierentuin Artis. Beschrijven hoe hij zich voelde kan hij niet. ‘Er zijn geen woorden voor.’

Zijn grootste droom nu is de hereniging met zijn familie in een eigen huis in Amsterdam. Maar dat is voor vluchtelingen een langdurig proces, vertelt Van Notten. ‘Het is een ingewikkelde toestand. De politiek stelt dat vluchtelingen er misbruik van maken. Ik zou zeggen: vrouw en kinderen, kom lekker hier naartoe, maar zo makkelijk is het niet. En het is moeilijk voor Tarek om een huis te vinden.’

‘Ik beschouw Jan en Marina nu als mijn vader en moeder’, zegt Kharboutly. ‘Als ze mijn hart nodig zouden hebben, dan zou ik het ze geven. Ze hebben mij zoveel gegeven. Maar Marina gaat nu weer op vakantie naar Griekenland en dan ben ik weer alleen’, verzucht hij.

‘Daar kan hij helemaal niet tegen’, zegt Van Notten. Hij is al zeer gehecht aan zijn nieuwe moeder. Gelukkig komt Muqdad hem een paar dagen vergezellen, een goede Syrische vriend en Tareks voormalige trainer in het grootste fitnesscentrum van Damascus. De 37-jarige Muqdad woont vlak bij Keulen en vluchtte drie jaar geleden al naar Duitsland.

AARDAPPELS MET KIP
Op zaterdagmiddag hangt Muqdad – een kleine, maar gespierde man met een gulle lach – over de reclameborden achter het doel van AFC. Het is voor zijn vriend de eerste wedstrijd sinds pakweg twee jaar.

Kharboutly, in zwart keeperstenue met witte schoenen en handschoenen, bidt voor de aftrap. Lopend van de zestienmeterlijn naar zijn eigen doel vormt hij een kommetje met zijn handen en slaat ze dan voor zijn ogen. ‘Dat doet hij altijd’, zegt Muqdad. ‘Hij vraagt God om hulp, om bescherming.’

Ze hadden vanochtend nog woorden. Muqdad is het niet eens met het strenge dieet van zijn vriend. ‘That’s crazy. Hij is erg koppig. Maar ik begrijp de situatie ook wel, vanwege zijn vader. Het was de laatste drie dagen echt moeilijk om hem überhaupt iets te laten eten. Gisteren wat salade en kip, meer niet. En vanochtend wilde hij helemaal niks hebben. Hij heeft het erg zwaar.’

Op een handjevol afstandsschoten na krijgt Kharboutly weinig te doen. Het wordt 5-0 voor AFC. ‘Ik ben echt blij voor hem, een belangrijk moment’, zegt Muqdad trots. ‘We moeten het vanavond vieren. Misschien gaan we uiteten of ik maak zijn favoriete gerecht: aardappels met kip uit de oven.’

Het is de keeper zwaar gevallen op een lege maag. ‘Ik ben erg moe, maar ben blij dat ik mocht spelen’, zegt hij op weg naar de auto van een teamgenoot. Maandag gaat hij een week naar Denemarken. ‘Ik heb mijn familie nodig.’

Bron: Voetbal International